Dimitri van Toren – buitenbeentje in de muziekwereld – AD 25/07/1998
Als het echt moet zou Dimitri van Toren, gebruik makend van zijn drie decennia lange ervaring wel binnen redelijk korte tijd een liedje kunnen schrijven. „Maar dan gaat het nergens over, is het zonder inhoud. Ik zou het meteen weggooien. Ik zal ook geen liedje schrijven over Loesje en Marietje waar ik zoveel van hou. Dat doe je als je 18 ben en dat ben ik al lang niet meer.“
Van Toren wil met zijn teksten in de korte tijd die een liedje mag duren onderwerpen behandelen die hem bezighouden: eenzaamheid, onbegrip, de verwarde wereld. „Vroeger schreef ik een lied en moest ik het altijd kunnen. Nu schrijf ik gedoseerd. Een thema moet mij begeesteren.
Als mij iets te binnen schiet dan is het niet meer zo dat ik het de zelfde avond opschrijf. Ik laat het rijpen, voeg in mijn gedachten woorden en zinnen toe, schrap ze ook weer. En als het in mijn hoofd klaar is, kan ik het ook opschrijven. Maar er zijn ook dagen, dan staat het venster open hoor. Dan vliegen de gedachten mijn hoofd binnen. Ik wil verhalen vertellen. En daar zitten tijdsbeelden in.“
De zanger met de warme stem is inmiddels 57. „Ik weet niet wat jij van ouder worden ziet, maar het kan een feest zijn hoor. De ervaringen die je verzameld hebt en de wetenschap dat je niet meer zo snel hoeft te gaan; ik vind het heerlijk.“
Zojuist is zijn 30ste album – Verder almaar dichter – uitgekomen. Voor hem niet speciaal een cd met een kroontje. „Ik vond de 28ste wel zo leuk. Omdat ik iets met het getal 7 heb.
Vier keer zeven heeft iets magisch. En ach, als ik gezond blijf zal er ook nog wel een 31ste album komen.“
Dimitri van Toren is een tevreden mens, een buitenbeentje in de muziekwereld. „in het begin heb ik me ook laten opjagen, de ene hit na de andere. Vijf dagen per week van huis. Je bent jong, je weet niet beter. Je zegt overal ja op. Dat was heel normaal in die tijd.“
Het is alweer jaren geleden dat hij hits had als ’n Lied voor kinderen, Hé kom aan, Charlie en Suzan, Jij bent de mooiste en Jaag die katten uit je warme bed. Ook toen al zong hij om te kunnen schrijven. Nu geeft hij nog maar 35 concerten per jaar.
„Als je levensfilosofie is dat genoeg nooit genoeg is, dan zul je aardig gejaagd door het leven blijven gaan. Maar ik heb genoeg. Mijn ambitie houdt gelijke tred met mijn luiheid. Ik leid alweer 20 jaar een stabiel en harmonieus leven. Er is niemand die me zegt: vandaag dit en morgen dat. En toch blijven mijn fans komen; van Groningen tot Kortrijk. Ik hoef niet op te draven in reclamespotjes of panels van een of andere leuke televisiequiz. Er zijn andere dingen die mijn belangstelling hebben. Ik heb vele gezien van de wereld, veel aardige mensen ontmoet. Ik ben zeer geïnteresseerd in esoterische boeken, in het mystieke. En ik strek elke dag de benen in de bossen van mijn woonplaats Reusel. Als ik ’s morgens opsta hoef ik niet te denken: wat moet ik vandaag maar dan denk ik: wat wil ik vandaag. En dan heb ik nog een heel programma hoor. Ik verval niet in ledigheid.“
Voor zichzelf heeft hij daarmee een bijna ideale wereld kunnen scheppen, maar Dimitri van toren weet ook wel dat hij als eenling de wereld niet kan veranderen. „Eén of andere cultuurfilosoof zei onlangs dat de wereld onbewoonbaar zou worden als de Chinezen morgen net zo zouden leven als de Amerikanen. Daar moet je toch niet aan denken?“
Het leed van de wereld kan Dimitri van Toren ook niet op zijn schouders nemen, maar toch zijn er nogal wat mensen die hun hart bij hem uitstorten.
„Als ik al die brieven lees, dan breekt mijn hart. Het zijn vaak diepgaande brieven, waarin mensen hun ziel bloot leggen. Het is bijna gênant wat ze mij toevertrouwen, want ik kan er niets aan doen, hooguit een liedje over schrijven. En toch is dat dankbaar werk, want ze schrijven ook dat ze er wat aan gehad hebben.“
Hij weet niet of hij in reïncarnatie moet geloven, maar als er nog een leven voor hem in het vat zit, dan zal hij de volgende keer een andere beroepskeuze maken. „In een ander leven ben ik geen zanger meer. Dan zou ik me nuttig willen maken voor de maatschappij.
Mischien wel in een vorm van onderwijs waarin je kinderen leert wat medemenselijkheid is. Of ze bewust maken van een hoger beginsel, wat in de christelijke filosofie een ziel wordt genoemd. Dat besef van die ziel heeft mij geleerd niemand te haten, want iemand die onaangenaam is heeft waarschijnlijk nog een veel grotere etter achter zich staan. Als er achter mij een automobilist met zijn lampen seint dat hij er door wil, dan ga ik gaarne opzij, want achter die man staat waarschijnlijk iemand met een zweepje.“
door Henk Langerak (Dagblad AD 25 juli 1998)